zaterdag 16 juli 2011

Statler en Waldorf en de wijkontwikkeling

Wijkaanpakken maken mij knorrig. Een wijk aanpakken… het is iets dat heersers doen. Ouderwetse heersers die hun troepen richting het opstandig gepeupel in buurten stuurden. Zo leidde het Jordaanoproer in 1934 tot grootschalige politie-inzet tot achter de voordeur en een eigenaardig soort stadsherstel: de straten in de Jordaan werden geasfalteerd, opdat geen stenen meer konden gegooid naar de politie.
Zo doen ze dat niet meer.

Wijkentemmers en klaagzangers

Moderne heersers willen met moderne welzijnstechnieken wijken temmen. Mooiste voorbeeld van een moderne wijkaanpak was en blijft de moord op Katendrecht in naam van het burgerfatsoen. Ooit een levendige volkswijk, met schreeuwende vrouwen, dronken mannen, vreemdelingen en chinezen, hoeren en jankende kinderen. Nu een keurige middenklassewijk waarin het volk getemd is of zachthandig gedeporteerd naar Charlois en de hondenpoep wordt opgeruimd. De paar onverdraagzame bange blanken die er vanouds nog wonen, hebben hun zin gekregen en klagen nu dat het wel saai geworden is in Katendrecht. Want klagen, dat doen ze: de boeren en de burgers.

Mensergerjenieters

Als er een wijkaanpak wordt afgekondigd, dan is dat meestal omwille van een offensief ergens tegen. In deze tijd van overvloed is dat doorgaans een offensief tegen iets dat ergernis wekt. Ergernis over armoede, zwerfvuil, slordigheid. De betreffende ergernissen worden door organisaties van middenveld en overheid met alle mogelijke middelen geïdentificeerd, verzameld en gekoesterd als beleidsinformatie. Men verzamelt die door middel van die valse ‘koffietafelgesprekken’, interviews, onderzoek, noem maar op – een orgie aan onderzoeksvormen. Alle creativiteit wordt uit de kast gehaald om ook maar de geringste ergernis in kaart te brengen (waarbij de professionals dan met enige spijt, als ze onder ons zijn, constateren dat die onvermijdelijke hondenpoep altijd weer hoog scoort).

Innovatiemaskerdragers

Bijna automatisch komt er na de inventarisatie van ergernissen een aanpak met liefst innovatieve vormen van bewonersparticipatie. Want zowel de machtafstand tussen bestuurders en bewoners, de belangentegenstellingen, de ideaaltypes van de wijk zoals die door instituties worden gekoesterd, hun manipulatiedoelen, al die dingen die evenzovele indicaties zijn van het wezen van de macht, moeten worden gemaskeerd – met alle denkbare procedurele en taalkundige middelen. En vernieuwing is zo’n maskerwoord; in de vernieuwing zoekt men de authenticiteit. ‘Wij zijn vernieuwend bezig in deze wijk’.

Circus modaal…
Wijkaanpak in deze tijd is niet een charge met de blanke sabel, maar een maskerade. Een vertoning om de verkokering te maskeren van de professionals die de macht dienen en om de machtsafstand tussen beleidsbepalers en bewoners te maskeren. Het is een circus dat ook de bewoners corrumpeert die met kritisch en constructief vertoon de wijk moeten verloochenen die ze zelf gemaakt hebben – ter wille van een niet geëxpliciteerd institutioneel ideaaltype voor wijken, met een flink aantal actieve middenklassers als kern (heel andere mensen dan die de wijk op dit moment bewonen).

Ingepakt en …

Hier kom ik bij de bron van mijn overlopende gal over de wijkaanpak. De diepe onredelijkheid, om niet te zeggen: de boosaardigheid van de manipulatie die bewoners moeten ondergaan. Eerst zijn die in een planmatig, door stedebouwkundigen en architecten en volkshuisvestelijke bouwpastoors volgens een destijds geldend ideaal ontworpen leefruimte geplaatst. Hun collectieve middelen zijn veilig opgeborgen in overheden en middenveldorganisaties. Vervolgens zijn ze in die totale skinnerbox opgevoed tot calculerende, geïndividualiseerde burgers, met alle neveneffecten van dien.

… aangepast

Maar voor die neveneffecten nemen de daders geen verantwoordelijkheid! Ze eisen van de door hen tot kille consumenten geconditioneerde burgers allerlei vormen van collectief en altruïstisch gedrag. Dezelfde institutionele monden nu die preken: consumeer! Betaal belasting! word lid! wees jezelf! pas je aan! roepen dan: deel uit! participeer! hoor erbij! De verantwoordelijkheid voor de consequenties van stedenbouwkundige planning en postmodern bestuur worden met opgewekt gekakel afgewenteld op de burgers die desnoods tot achter de voordeur moeten worden omgebouwd tot aangepaste Nederlanders van het type Henk en Ingrid. Zo gezien is een wijkaanpak met participatie van burgers een gotspe. En zo wil ik kijken.

Intussen op het balkon

Is er vanuit die kritische positie nog wel een constructieve benadering mogelijk van de gebiedsontwikkeling? Of is deze keuze inherent destructief? De keuze van een moreel overbeladen oude man? Mijn vriend Jaap noemt ons al Statler en Waldorf, de knorrige oude mannetjes op het zijbalkon. Maar nog eens: is er een weg naar een constructieve benadering met deze kritiek als uitgangspunt?

Alle mensen zijn anders – en voor de wet gelijk

M’n zoektocht begint bij een morele plaatsbepaling – op dat punt grijpt mijn kritiek aan, daar vind ik de normen die met voeten worden getreden en dat is dan ook het vertrekpunt voor de zoektocht. Om te beginnen is daar een politiek-bestuurlijke keuze: ‘alle mensen zijn verschillend, mensen hebben recht op hun eigenaardigheden – maar voor de wet zijn allen gelijk’. De spanning in dit uitgangspunt, verwoord in Artikel 1 van de Nederlandse Grondwet – daar sta ik volledig achter, dat is een startpunt. Die spanning komt tot ontlading in de discussies over maatschappelijke variëteit (‘Henk en Ingrid’ verheven tot norm?), maar ook in de verhouding tussen individu en collectief – tussen staat en burger. De staat gaat over het recht, de burger bepaalt zelf hoe hij of zij wil leven en wie hij of zij kan en wil zijn.

Wat gij niet wilt dat u geschiedt…

Mijn tweede uitgangspunt is dat van de wederkerigheid. Die heeft een wat meer persoonlijke kant: ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet alzo ook den ander niet’. En een wat meer zakelijke kant: een relatie is halen en brengen. Over dat laatste: een relatie die volledig altruïstisch is, waarbij de een uitsluitend geeft… dat deugt niet. Net zomin als het omgekeerde. Moet er een balans zijn tussen halen en brengen? Wat de balans is, maakt iedereen zelf maar uit. Ongelijkheid mag, moet, maar eenzijdigheid is verdacht. En mensen die werken bij instellingen van volksgezondheid, welzijn en volkshuisvesting zijn getraind in een ‘gevende houding’, zal ik maar zeggen. Brr.

Hoe werken die uitgangspunten door in het ‘participatiebeleid’ van organisaties van het type overheid of middenveld?

Geen gelazer…?
Laat ik beginnen bij die motieven. Wil je geen planologisch gelazer – is dat het motief? Of zoek je bijvoorbeeld – positiever ingestoken – legitimiteit voor je organisatie? Beide motieven zijn te verdedigen. In beide gevallen loont het om stijlvast te zijn: niet meer te beloven dan je wilt vragen… of kunt waarmaken – dus niet het taalgebruik in de sfeer van co-productie toepassen als je eigenlijk vooral uit bent op legitimiteit. Geen ‘wij’-gezalf als je uit bent op vergroting van draagvlak voor je opereren. ‘U en ik moeten komen tot een deal en u hebt het volste recht om u te verzetten’ – die werkelijkheid mag je niet wegmanipuleren in een gedachtenfeestje over gezellig, innovatief en constructief samenwerken voor een stiekem hoger doel: de ideale wijk.
In het algemeen loont het voor een organisatie om eens goed na te denken over de harde economische en ruimtelijke kaders voor je gaat praten met burgers. Dat geeft de vrijheidsgraden aan.

Wie je NIET aan tafel krijgt

Vervolgens de vraag met wie je wilt praten. Want open uitnodigingen vallen slecht in de meeste subculturen in de stedelijke omgeving. Jongeren krijg je niet. Allochtonen zelden (behalve die groep die heeft geleerd op dit soort van uitnodigingen positief te reageren). Je kunt er voor kiezen om een groep die buiten de boot valt in het krachtenveld eens stevig op de kaart te zetten. Zo vond ik het initiatief van Dudok om een jongerenbestuur in te stellen om de maatschappelijke en volkshuisvestelijke ruimte voor starters op de woningmarkt te verbeteren een eerlijke zaak. Het begon met de vaststelling van een probleem: vergrijzing en vooral ontgroening van het Gooi. En de vaststelling van een onvermogen: wij krijgen geen woonruimte rond tegen de verdrukking in van de goed georganiseerde grijzen in de samenleving – we moeten tegenkracht organiseren.
Zuivere motieven.

Rolvast in gesprek

Er zijn meer voorbeelden van acties vanuit de instituties die integer zijn. Die eerlijk zijn over rechten en plichten, over belangen. Wij verhuurder, u huurder. Wij de middelen, u de kennis over de wijk. En er zijn corporatiebestuurders genoeg bijvoorbeeld, die gewoon stevig in gesprek gaan met bewoners. In Groningen. In Vlaardingen – in heel Nederland zijn er voorbeelden. Tussen mensen gaat het vaak goed als die institutionele context maar op de achtergrond blijft.

Vrijzinnigheid tegen het populisme

Kern van de zaak blijft waardering voor het verschil tussen mensen. En die wederkerigheid. Die verliezen het gemakkelijk onder druk van de macht van de instituties. Tegenkracht bieden aan de neiging van instituties om zich achter de voordeur, en zelfs in de hoofden van bewoners te wurmen. Ik ervaar te weinig vrijzinnige tegenkracht tegen die alles verstikkende ‘betrek-de-mensen-erbij’ neiging van organisaties. Je krijgt daardoor een gevoel van verzet tegen die verstikking door de organisaties. Het is dat gevoel dat door rechts en populistisch wordt misbruikt voor de eigen doelen. ‘Ik ben niet zo van dat ‘samen’ bralt Wilders in reactie op het inderdaad krachteloze, slaapverwekkende en au fond beledigend paternalistische ‘de boel bij elkaar houden van’ Cohen (die overigens als staatssecretaris de eerste schending van Artikel 1 op zijn geweten heeft: de herziening van de vreemdelingenwet in …)

Opstand voor de menselijkheid

Krijgt zo’n politiek ondier als Wilders een kans doordat de mensbeschermende vrijzinnigheid zijn bronnen verloren is? Vroeger ontstond die vrijzinnigheid als tegenkracht tegen het dogmatisme van het socialisme, de christendemocratie en het liberalisme. Die voedingsbodems zijn opgeheven in een postmoderne brainstorm. Zou dat wegvallen van de tegenkrachten van de vrijzinnigheid de oorzaak zijn van die ongebreidelde institutionele aanval op de vrijheid van het individu? Ik zie, voel en vind dat het tijd is voor opstand voor de humaniteit. Voor het zelfbeschikkingsrecht van mensen – noem het desnoods: voor de soevereiniteit in eigen kring. Voor het recht om die eigen kring te definiëren.

Vanuit dat perspectief doe ik als participatieprofessional ook graag mee. Niet om ‘wijken te ontwikkelen’, maar om mensen te assisteren bij de ontwikkeling van hun eigen ideeën en programma’s – als ze dat nuttig vinden. Als dat een wijk ten goede komt? Toegift! Geen collectieve droombeelden die het zelfbeschikkingsrecht van mensen bederven. Geen benutting van de serieuze verlangens van mensen voor collectieve doelen. Het verlangen om te horen bij een authentieke gemeenschap is niet door de minst boosaardigen in de recente geschiedenis misbruikt.

Frans de Jong

Geen opmerkingen:

Een reactie posten